Het is droevig gesteld met de maatschappelijke verantwoording van Nederlandse ondernemingen. Slechts een handjevol grote bedrijven rapporteert helder over de effecten van hun bedrijfsactiviteiten op mens en milieu. Tweederde van de top-175 van het Nederlandse bedrijfsleven loopt daar echter ver bij achter. Deze bedrijven verantwoorden zich niet of nauwelijks over de maatschappelijke effecten van hun kernactiviteiten. Dit is één van de belangrijkste conclusies uit de Transparantiebenchmark 2004. De Transparantiebenchmark is een onderzoek naar de transparantie van de maatschappelijke jaarverslaggeving van de 175 grootste bedrijven uitgevoerd door adviesbureau Berenschot en Universiteit Nyenrode in opdracht van staatssecretaris Van Gennip van het ministerie van Economische Zaken. In het onderzoek zijn de bedrijven geplaatst op de transparantieladder met de categorieën: voorhoede, subtoppers, kanshebbers, zoekers en hekkensluiters. De 23 bedrijven die geen jaarverslag publiceerden belandden in de categorie bezemwagen.
Staatssecretaris Van Gennip vindt de hoeveelheid bedrijven in de lagere categorieën pijnlijk. En zij hoopt dat deze bedrijven in de toekomst proberen hogerop te komen in de ladder. Zij benadrukt echter dat enkele bedrijven uit deze categorieën wel degelijk maatschappelijk verantwoord ondernemen maar daar kennelijk geen verslag over uitbrengen.
Deze Transparantiebenchmark 2004 dient als nulmeting. Elk jaar zal opnieuw een transparantieladder worden opgesteld zodat zichtbaar wordt of Nederlandse bedrijven meer aandacht gaan besteden aan de maatschappelijke verslaglegging van hun bedrijfsvoering. Maatschappelijke jaarverslaggeving is in Nederland niet wettelijk verplicht. Maar vrijwilligheid is geen vrijblijvendheid: zegt Van Gennip. De bedrijven uit de bezemwagen en de hekkensluiters kunnen een brief verwachten van EZ, deze groep zal een handreiking geboden worden. In 2003 heeft de Raad voor de Jaarverslaglegging op verzoek van Economische Zaken Richtlijn 400 en Handreiking voor Maatschappelijke Verslaggeving uitgegeven. Hierin staan aanbevelingen voor maatschappelijke verslaggeving.
Het gros van de bedrijven publiceert jaarverslagen die onvoldoende inzicht geven in de maatschappelijke consequenties van hun bedrijfsvoering. Zestig procent haalt minder dan 45 procent van de maximale score. In veel gevallen blijft het bij rapporteren over goede intenties, en mist uitleg over de manier waarop die goede bedoelingen waargemaakt worden. De dilemmas die maatschappelijk verantwoord ondernemen met zich meebrengt worden amper beschreven. Evenmin rapporteren bedrijven helder over de discussies die ze voeren met belangengroepen als consumentenorganisaties of de milieubeweging. Ook ontbreekt in jaarverslagen vaak voor de hand liggende informatie over bijvoorbeeld eigendomsverhoudingen, de publicatiedatum of zelfs adresgegevens. Een van de conclusies uit het onderzoek is dan ook dat verbeteringen gemakkelijk te realiseren zijn.
Een kleine groep bedrijven presteert wel goed. Aanvoerder van de transparante jaarverslaggeving is ABN AMRO, direct gevolgd door Unilever, Shell, Rabobank, DSM, Philips en ING Groep. Deze bedrijven halen meer dan 75 procent van de maximale score. In hun jaarverslagen bieden zij de meeste openheid over de invloed van hun bedrijfsactiviteiten op milieu, medewerkers, mensenrechten en over het overleg met stakeholders daarover, de inbedding van MVO in het bedrijf en de onafhankelijke verificatie daarvan. Deze kleine voorhoede stond de afgelopen vier jaar steeds aan de top in eerdere transparantie-onderzoeken. De stabiliteit van deze kopgroep bewijst dat MVO loont aldus van Gennip.
De onderzochte ondernemingen publiceerden dit jaar 152 reguliere jaarverslagen die in meer of mindere mate aandacht besteden aan maatschappelijke aspecten. Dertig ondernemingen publiceerden daarnaast een afzonderlijk maatschappelijk verslag, zoals een milieuverslag, een People Planet Profit-verslag, een MVO-verslag of een sustainability report. Berenschot en Universiteit Nyenrode analyseerden die jaarverslagen aan de hand van een methode mede gebaseerd op aanbevelingen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
Vrijwel alle onderzochte jaarverslagen bieden informatie over milieu- en personeelszaken. Het aspect mensenrechten wordt het minst vaak genoemd, terwijl het overgrote deel van de 175 bedrijven actief is in ontwikkelingslanden of via hun productketens belangen hebben in die landen.
Maatschappelijke organisaties
Ook van maatschappelijke organisaties wordt steeds meer transparantie verwacht. Om die reden zijn ook 25 maatschappelijke organisaties onderzocht. De maatschappelijke organisaties behalen relatief hoge scores in de transparantiebenchmark. Hun jaarverslagen bieden gemiddeld veel en relevante informatie over financiën, activiteiten, organisatiestructuur, achterban, interne en externe richtlijnen en samenwerkingsverbanden. Deze goede resultaten zijn opmerkelijk omdat er nog al eens geklaagd wordt over het (vermeende) gebrek aan transparantie van maatschappelijke organisaties.
Amnesty International komt in de benchmark als beste uit de bus, direct gevolgd door KWF Kankerbestrijding, Novib, Pax Christi, Consumentenbond, Cordaid, Milieudefensie en Natuurmonumenten. De sociale partners scoren opzienbarend slecht. CNV haalt 48 procent van de maximale score, VNO-NCW 30 procent. FNV publiceerde over 2003 nog geen jaarverslag en haalt dus nul punten.
De onderzochte actiegroepen, goede doelen en belangenorganisaties zijn weinig open over de salarissen van hun managers en bestuurders. Alleen Amnesty International, de Hartstichting en KWF Kankerbestrijding geven salarisinformatie in hun jaarverslag.
Download het rapport over bedrijven (pdf)
Download het rapport over maatschappelijke organisaties (pdf)