(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 2 september 2004).
Het Global Reporting Initiative is hard op weg de standaard te worden voor verslaglegging van maatschappelijk verantwoord ondernemen . Maar om de wereldleider te blijven is een nieuwe generatie richtlijnen noodzakelijk.
Het aantal bedrijven dat de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI) voor duurzaamheidsrapportage hanteert, neemt gestaag toe. Nu GRI na een kleine twee jaar in Amsterdam is uitgegroeid tot wereldleider in duurzaamheidsrapportage, staat de organisatie aan de vooravond van de introductie van een nieuwe generatie richtlijnen. Duurzaamheid en transparantie blijven wereldwijd de agenda bepalen. De druk om openheid van zaken te geven blijft groeien. Een druk die zich overigens uitbreidt van de private sector naar publieke organisaties en de non-profitsector.
Wat tot voor kort werd beschouwd als externaliteiten van het productieproces, wordt nu het bedrijfsleven toegerekend. In deze krant stond op 24 augustus een cartoon waarin een verkoper van McDonald’s , gedreven door het spook obesitas, een ‘happy meal’ aan een hongerige klant verkoopt, met als enige inhoud een slablaadje, een flesje mineraalwater en een entreebewijs voor een fitnessclub. En of het Kyoto-protocol nu wel of niet door Rusland wordt geratificeerd, de CO2-emissiekosten worden toch doorberekend, bijvoorbeeld in de toekomstige prijs van op fossiele brandstof rijdende auto’s. Dat alles tegen de achtergrond van de in Lissabon geformuleerde Europese ambitie om ’s werelds meest competitieve en innovatieve, en tegelijk meest duurzame economische blok te worden.
De Nederlandse overheid – met name de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken – heeft in 2002 met steun van het bedrijfsleven een succesvolle lobby gevoerd om het Global Reporting Initiative naar Amsterdam te halen. Dit viel samen met de formele verankering van de unieke positie van GRI als vrijwillig wereldwijd model voor duurzaamheidsrapportage in het Johannesburg-actieplan. Een model dat is ontwikkeld door een internationaal netwerk van experts van alle continenten en maatschappelijke gelederen. Sindsdien is het aantal GRI hanterende bedrijven meer dan verdrievoudigd tot ruim 500 bedrijven in 45 landen. Japan kent het grootste aantal volgens GRI rapporterende bedrijven. Maar GRI is ook toenemend populair in uiteenlopende landen als Zuid-Afrika, Finland en Portugal, en
telt sinds kort drie rapporterende bedrijven in Rusland en vier in China.
Inmiddels zijn er in Nederland 22 be-drijven die hun duurzaamheidsjaarverslagen formeel baseren op de GRI-richtlijnen en nog een dozijn die zich erop beraden. Op 7 juni van dit jaar troffen de Nederlandse GRI rapporterende bedrijven elkaar met als doel ervaringen uit te wisselen om tot nog scherpere en meer vergelijkbare verslaglegging te komen. Daarbij zijn voor de bedrijven uit verschillende sectoren de supplementen met sectorspecifieke GRI-indicatoren, bijvoorbeeld voor financiële instellingen een welkome aanvulling.
Duurzaamheidsrapportage als praktijk is uitgegroeid naar een bredere groep gebruikers. In antwoord op een groeiende vraag vanuit het midden- en kleinbedrijf ontwikkelt het GRI op dit moment met steun van Economische Zaken een praktische handleiding voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), in samenwerking met het MVO-kenniscentrum. Deze handleiding zal door Karien van Gennip op 9 november gelanceerd worden tijdens de door haar in het kader van het EU-voorzitterschap gehouden MVO-conferentie in Maastricht. De GRI-handleiding voor mkb is bedoeld voor bedrijven over de hele wereld, van Nederland tot de opkomende economieën. In ontwikkelingslanden zien bedrijven namelijk in toenemende mate duurzaamheidsrapportage als hun visitekaartje naar internationaal ondernemerschap. Bovendien is een groeiend aantal bedrijven in ontwikkelingslanden verplicht om als toeleveranciers een duurzaamheidscontract aan te gaan met multinationals, waar ze op getoetst worden.
Begin 2004 heeft GRI wereldwijd een gebruikersonderzoek en zeven bijeenkomsten gehouden. Dit heeft geresulteerd in een nieuw, breed gedragen plan voor de volgende generatie richtlijnen die hoger, sterker en sneller zijn.
Hoger: de basisopzet van de nieuwe generatie GRI-richtlijnen (de milieukundige, sociale en economische indicatoren) blijft intact, maar wordt op een kwalitatief hoger plan getrokken, waarmee gehoor is gegeven aan de unanieme boodschap van de 410 geïnterviewde bedrijven. Zo moeten bijvoorbeeld de sociale indicatoren aangescherpt worden. Dat betekent nog een hele discussie, die raakt aan het debat over grenzen van verantwoordelijkheid.
Sterker: de business case van duurzaamheidsrapportage wordt veel sterker als de GRI- richtlijnen niet alleen gebruikt worden voor externe rapportage, resulterend in glossy duurzaamheidsverslagen voor publiek gebruik, maar ook voor het monitoren binnen bedrijven van de eigen interne voortgang in duurzame bedrijfsvoering. Deze boodschap heeft het bedrijfsleven overgebracht bij het GRI-secretariaat.
Sneller: de GRI-rapportage wordt digitaal. Dit geldt zowel voor het proces van dataverzameling en het opstellen van verslagen, als voor de digitale beschikbaarheid van duurzaamheidsjaarverslagen. Dat opent nieuwe digitale snelwegen. Zo kunnen lezers – academici, financiële analisten of activisten – straks het maatschappelijk jaarverslag van bijvoorbeeld Rabobank door de jaren heen gaan toetsen op trends. Of vergelijken met verslagen van andere financiële instellingen.
Alle partijen hebben er baat bij dat deze internationale organisatie de kans krijgt om deze ambitieuze plannen vorm te geven. Met de nieuwe generatie GRI-richtlijnen als internationaal format ontstaat er nog meer standaardisatie en consistentie in de duurzaamheidsverslaglegging en beoordeling daarvan door financiële analisten en ‘rating agencies’. Het heeft de steun vanuit het internationale bedrijfsleven.
Bart Jan Krouwel is directeur Duurzaamheid en Maatschappelijke Innovatie van Rabobank Nederland.