De eerste generatie wettelijk verplichte milieujaarverslagen van bedrijven met een grote milieubelasting bevat veel fouten en tekortkomingen. De verslagen zijn desalniettemin goedgekeurd door het bevoegd gezag. In al de betrokken gevallen is dit de provincie. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie Milieuhygiëne. Minister Pronk (VROM) vindt dat de kwaliteit en de beoordeling van de milieuverslagen verbeterd moet worden, mede omdat pas dan een betrouwbaar inzicht in de nationale milieubelasting kan ontstaan.
In 1999 trad het Besluit milieuverslaglegging in werking. Als gevolg daarvan zijn 251 bedrijven verplicht twee milieuverslagen te maken. Het gedetailleerde milieuverslag voor het bevoegd gezag en een meer toegankelijk publieksverslag voor omwonenden en geïnteresseerden. De milieubelasting van deze bedrijven omvat circa 80% van de totale milieubelasting van alle industriële emissies in Nederland.
Resultaten
Het onderzoek van de Inspectie Milieuhygiëne bestond uit twee delen; Uitvoering Besluit Milieuverslaglegging, de eerste ervaringen (procesmatige beoordeling van 74 verslagen verkregen via een a-selecte steekproef) en Onderzoek naar de kwaliteit van het bedrijvenbestand 1999 (beoordeling van de emissiegegevens van 57 van de 74 verslagen). De belangrijkste resultaten zijn als volgt samen te vatten.
Door 80% van de bedrijven is het verslag op tijd (1/4/00) ingediend en in 80% van deze gevallen heeft het bevoegd gezag dit binnen de wettelijke termijn van 2 maanden beoordeeld. Alle provincies hebben aangegeven dat hun kennis te kort schiet om een verslag goed te kunnen beoordelen.
De kwaliteit van de verslagen loopt sterk uiteen. Bij 62 van 74 onderzochte verslagen is tenminste één tekortkoming geconstateerd. Het gaat hier om beschrijvingen van de milieusituatie, de toelichting op de getallen, de genomen maatregelen, het milieuzorgsysteem, de vergunningen waar het bedrijf over beschikt, de plannen die het heeft en de meet- en registratiesystemen, van de emissiegegevens naar de lucht en het water en van de hoeveelheid en soort afval. Bij 11 verslagen wordt aan meer dan de helft van deze aspecten niet voldaan, terwijl 1 verslag aan geen enkel toetsingsaspect voldoet.
Aan onjuistheden bij de meet- en registratiesystemen en de toelichting op de emissiegegevens is een extra dimensie verbonden. Als dergelijke gegevens niet kloppen, kan ook geen betrouwbaar beeld worden gevormd van de werkelijke milieubelasting door industriële bronnen in Nederland.
Emissiegegevens
Bij 57 van de 74 verslagen weken de cijfermatige gegevens over 1999 dusdanig van het voorgaande jaar af, dat deze nader zijn onderzocht. Binnen deze groep zaten 25 verslagen met dermate kwalitatief slechte emissie-gegevens, dat zij niet zonder meer konden worden gebruikt voor het bepalen van een landelijk beeld. Bij deze verslagen moesten in totaal 37 correcties worden uitgevoerd. Deze hadden onder meer betrekking foutief gebruik van emissiefactoren en op komma-fouten. Daardoor vielen getallen soms met een factor 1.000 anders uit.
Op grond van de ongecorrigeerde verslagen, leek het daarom dat in 1999 in een klap een emissiereductie van 27 Megaton CO2 was gerealiseerd (vergelijk: Nederland heeft zich, in het kader van het Protocol van Kyoto, verplicht 50 Mton CO2-equivalenten in 2010 te reduceren, waarvan de helft via maatregelen in eigen land moet worden gerealiseerd).
Inspectie Milieuhygiëne
Op grond van het onderzoek zal de Inspectie Milieuhygiëne zowel de industrie als het bevoegd gezag (provincies, gemeenten en waterkwaliteitbeheerders) aanspreken. De industrie moet betere emissiegegevens gaan leveren, terwijl het bevoegd gezag meer energie moet stoppen in de beoordeling en correcties alvorens met een verslag in te stemmen. In dit kader wordt de bevoegde gezagen gevraagd de beoordeling op uniforme wijze aan te pakken. Bijvoorbeeld door invoering van een landelijke methode voor de getalsmatige toetsing van verslagen te (laten) ontwikkelen. De Inspectie Milieuhygiëne zal ook onderzoek verrichten naar de milieujaarverslagen voor 2000.