Op 12 januari 2016 werden tijdens een netwerkevent op de KBC-hoofdzetel de jaarlijkse Awards for Best Belgian Sustainability Reports uitgereikt. De Awards zijn een initiatief van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. De prijs stimuleert en bekroont ondernemingen en organisaties die op transparante en innovatieve wijze communiceren omtrent hun economische, sociale en milieuambities en resultaten.
De jury, samengesteld uit 26 vertegenwoordigers uit de publieke, academische, economische (waaronder ook bedrijfsrevisoren) en socialprofitsector, onder het voorzitterschap van bedrijfsrevisor Marc Daelman,
beoordeelde dit jaar 58 ingediende rapporten, drie meer dan in 2014 en bijna een verdrievoudiging ten opzichte van 2008. Die stijgende trend in België ligt volledig in lijn met het toenemend aantal duurzaamheidsrapporten dat door de Global Reporting Initiative (GRI) in haar Sustainability Disclosure Database sinds 2014 wordt geregistreerd en met de trend waarbij steeds meer rapporten (elementen van) geïntegreerde verslaggeving bevatten.
Criteria: Volledig G4 gebaseerd
Voor de editie 2015 werden de selectieprocedure en de beoordelingscriteria voor het eerst volledig gebaseerd op de GRI G4-Guidelines. Deze internationaal aanvaarde richtlijnen, die in mei 2013 door de GRI werden
aangenomen, boden voor de jury een sterke en duidelijke basis om te delibereren. De criteria werden onderverdeeld in drie delen: inhoud (55%), kwaliteit (30%) en algemene indruk (15%) van het rapport.
Laureaten 2015
Zoals in 2013 en 2014 werd bij de toekenning van de prijs ook dit jaar een onderscheid gemaakt tussen vier verschillende categorieën:
- Grote organisaties;
- Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) ;
- Niet-gouvernementele organisaties (NGO’s);
- Andere organisaties (zoals universiteiten, scholen, socio-economische organisaties en overheidsinstellingen)
De winnaars van de Awards 2015 zijn: Solvay in de ‘grote organisaties’, Cap Conseil in de categorie ‘KMO’s’ en ProNatura in de categorie ‘NGO’s’. In de categorie ‘andere organisaties’ eindigden FEVIA en het Federaal
Instituut voor Duurzame Ontwikkeling ex aequo als finalisten. Andere finalisten met een bijzondere nominatie waren Spadel (grote organisatie) en de KMO’s Harzé J.-Van Est en JSR Micro.
De jury feliciteert Solvay in de categorie ‘grote organisaties’ voor haar zeer volledig, helder en goed gestructureerd rapport dat gebaseerd is op de G4-richtlijnen: in het bijzonder de materialiteit, de betrokkenheid van de stakeholders, de gedetailleerde data, de externe assurance en de focus op de sociale impact werden door de jury geapprecieerd. Solvay heeft de laatste jaren een duidelijke vooruitgang op het vlak van duurzaamheidsrapportering nagestreefd.
Nog in de categorie ‘grote organisaties’ kreeg Spadel een nominatie voor haar beknopt en duidelijk verslag evenals voor haar inspanningen om tot een geïntegreerd verslag te komen. Spadel schreef een uitzonderlijk rapport zowel qua leesbaarheid als materialiteit. De Jury wenst het fantastische werk in de GRI tabel, de duidelijke langetermijnperspectieven en de vergelijking met de resultaten van het voorbije jaar te onderstrepen.
Cap Conseil leverde het beste rapport in de categorie KMO’s. Het betreft haar tweede rapport, dat verbeteringen bevat ten opzichte van haar eerste rapport dat al in 2012 werd genomineerd. Voor een dergelijke kleine structuur betreft het een kwalitatief sterk rapport met een originele lay-out en daardoor ook een pedagogische insteek. De jury haalde als sterke punten de goede materialiteitsanalyse en de integratie van de stakeholder visies aan. Cap Conseil speelt hiermee een voorbeeldrol voor KMO’s die de richting kiezen van geïntegreerde duurzame ontwikkeling.
Nog in de categorie KMO’s werden twee bijkomende finalisten genomineerd die voor het eerst een duurzaamheidsrapport hadden ingediend. De rapporten van enerzijds Harzé J.-Van Est. en anderzijds JSR Micro werden door de jury genomineerd omdat ze heel helder, goed gestructureerd, evenwichtig en eenvoudig te lezen zijn. De rapporten hebben een aantrekkelijke vormgeving en geven blijk van een uitzonderlijke evolutie van dergelijke kleine ondernemingen. De jury waardeerde eveneens de informatie over de vooruitgang van de doelstellingen, de prima stakeholder matrix, de structuur die voorzien is voor elke prioriteit, alsook de vermelding van de problemen van een bedrijf op haar weg naar duurzaamheid.
In de categorie NGO’s is de jury onder de indruk van het heel duidelijke en evenwichtige rapport van ProNatura. Pro Natura is oprecht en eerlijk (bv. geeft mislukkingen toe en vermeldt eveneens projecten die on hold werden gezet), hetgeen het rapport heel authentiek maakt. De betrokkenheid van de stakeholders is verankerd in de bedrijfsactiviteiten en het verslag voorziet in een hoge graad van vergelijkbaarheid in de tijd. In de categorie ‘andere organisaties’ werd geen winnaar aangeduid maar werden twee organisaties uit twee verschillende sectoren en met heel uiteenlopende doelstellingen ex aequo genomineerd: FEVIA – Belgian Food Industry en het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO). De jury is er van overtuigd dat indien deze organisaties inzake duurzaamheidsrapportering nog aan maturiteit zouden winnen en de aanbevelingen van de jury van dit jaar zouden opvolgen, ze op korte termijn het niveau van een Award-winner kunnen behalen. Het rapport van FEVIA biedt een goed evenwicht tussen positieve en negatieve feiten. Het betreft een sectorieel verslag met veel interessante vergelijkingen en inhoud met een materialiteitsmatrix. Het getuigt van een echte betrokkenheid vanwege de sector. De jury waardeerde de brede consultatie van de stakeholders, de sterke focus op kinderen en de concrete presentatie van zijn governance. De Jury heeft ook het rapport van het FIDO zeer duidelijk en leesbaar bevonden. Het geeft een realistisch beeld weer van hun situatie (te weinig budget en werkkrachten) en een interessante materialiteitsbenadering en matrix. De Jury bestempelt dit rapport als een uitstekende start en tegelijk ook een goed voorbeeld voor de publieke sector.
Trends en specifieke aandachtspunten van de jury inzake duurzaamheidsrapportering
Sinds de focus bij duurzaamheidsrapportering op de G4-richtlijnen komt te liggen, is het van belang dat organisaties de context beschrijven waarin ze actief zijn. Een goed rapport mag zich niet beperken tot een ‘good news show’ maar dient evenwichtig en transparant te zijn, met de nodige aandacht voor zwakheden. De jury kon dit jaar vaststellen dat nog altijd weinig organisaties hun performantie vergeleken met andere spelers uit hun sector of met sectorinformatie. Een tweede zwakke score lag in onvoldoende transparantie over de governance structuur. De G4-richtlijnen raden aan dat het rapport beschrijft hoe de samenstelling en structuur van het hoogste bestuursorgaan de doelstellingen van de organisatie kunnen dienen en hoe die doelstellingen gerelateerd zijn aan economische, sociale en milieufactoren. Een andere tendens betrof het toenemend aantal online en interactieve formaten. Hoewel de jury erkent dat dit meestal wel de leesbaarheid van de rapporten bevordert, waarschuwt ze er toch voor dat deze vormelijke evolutie niet ten koste mag gaan van de inhoud en een goed gebalanceerde presentatie van de organisatie.
Er is ook een trend dat meer en meer organisaties afstappen van een jaarlijkse rapportering, maar eerder twee of driejaarlijks rapporteren. Op de criteria ‘duidelijkheid’ (clarity) en ‘nauwkeurigheid’ (accuracy) scoorden de meeste rapporten goed. ‘Duidelijkheid’ slaat volgens G4 op de mate waarin de organisatie informatie toegankelijk en begrijpelijk maakt voor zijn stakeholders. Om de performantie van een organisatie te kunnen inschatten, moet die informatie ook voldoende nauwkeurig en gedetailleerd zijn.
Het criterium ‘betrouwbaarheid’ (reliability) scoorde daarentegen veel zwakker. Slechts één derde van de deelnemende grote organisaties onderging een externe assurance van (een deel van) hun duurzaamheidsrapport. Hoewel externe assurance van duurzaamheidsrapporten (nog) niet verplicht is, wijst de GRI er op dat het een belangrijke toetsing is die de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van (de informatie in) deze rapporten ten goede komt.
Vorig jaar kreeg de duurzaamheidsverslaggeving een eerste Europese wettelijke basis. Op 15 november 2014 publiceerde het Publicatieblad van de EU een nieuwe richtlijn die aan bepaalde grote ondernemingen oplegt
dat ze in hun jaarverslag een niet-financiële verklaring opnemen met informatie over milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping. De
lidstaten dienen deze richtlijn tegen 6 december 2016 om te zetten in nationale wetgeving. Hoewel vandaag dus nog niet verplicht, blijkt dat al 80% van de BEL 20 ondernemingen deze informatie (of een deel ervan) in
een afzonderlijk duurzaamheidsrapport of in hun jaarverslag opgenomen heeft. Daarvan doorstaat 40% de toetsing van een onafhankelijke assurance uitgevoerd door een bedrijfsrevisor.
Als gevolg van deze nieuwe wetgeving mogen we de komende jaren meer verslaggeving rond duurzaamheidsthema’s verwachten, al dan niet in het jaarverslag of in een afzonderlijke publicatie. Willen deze
rapporten geloofwaardig en betrouwbaar overkomen, dan zal ook de betekenis van de externe assurance aan belang winnen.
Uit de in 2015 ingediende rapporten blijkt dat de informatie inzake duurzaamheid nog dikwijls in een afzonderlijk hoofdstuk van het jaarverslag wordt gepubliceerd en dus nog niet (direct) gerelateerd is aan de
financiële informatie. Hoewel er trage vooruitgang wordt geboekt, zijn de meeste rapporten eerder gecombineerde dan werkelijk geïntegreerde verslagen. De toepassing van de G4-richtlijnen zouden de
ondernemingen kunnen helpen om over te stappen naar geïntegreerde verslagen, de basisstap voor duurzame beslissingen. Dit is ook de reden waarom de evaluatiecriteria sinds dit jaar volledig op de G4-richtlijnen werden
gebaseerd. Een positieve trend is dat 74% van de ingediende rapporten gebaseerd zijn op GRI en 64% daarvan op G4.
Marc Daelman, voorzitter van de jury, is erg opgetogen met de blijvende interesse in de Award en het stijgende aantal ingediende rapporten. Dit bewijst dat duurzame ontwikkeling nadrukkelijker deel uitmaakt van de
bedrijfsstrategie van organisaties. De jury moedigt de deelnemende organisaties aan om te blijven inzetten op kwaliteitsvolle en geïntegreerde duurzaamheidsrapportering. De laureaten van de Awards 2015 kregen hun prijs uit handen van Marie-Christine Marghem, Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, die zich positief uitliet over “de vaststelling dat de kwaliteit van de rapporten er elk jaar op vooruitgaat. Dit duidt er nog maar eens op dat deze organisaties, of ze nu een commercieel doel hebben of niet, betrouwbare en geëngageerde partners zijn in de ontwikkeling naar een meer duurzame maatschappij. Het is precies deze vertrouwensrelatie die aan de basis ligt van de innovatieve partnerships die onze veranderende maatschappij nodig heeft.”.
Lees hier het volledige rapport van de jury