Europese beursgenoteerde ondernemingen die materiële klimaatrisico’s lopen worden vanaf boekjaar 2019 geacht gekwantificeerd opgaaf te doen van hun uitstoot van broeikasgassen. Deze cijfers moeten niet alleen betrekking hebben op hun directe uitstoot van broeikasgassen (de zogenoemde ‘scope 1 en 2’), maar ook op de indirecte uitstoot (uitstoot die plaatsvindt in de waardeketen van de rapporterende ondernemingen, de zogenoemde ‘scope 3’).
De desbetreffende beursgenoteerde ondernemingen worden tevens geacht specifieke reductiedoelstellingen te publiceren. Dit staat in de niet-bindende richtsnoeren inzake de verslaggeving van klimaatgerelateerde informatie die de Europese Commissie op 18 juni jl. heeft gepubliceerd. Deze niet-bindende richtsnoeren zijn een supplement van de algemene niet-bindende richtsnoeren inzake niet-financiële verslaggeving die de Europese Commissie in 2017 heeft gepubliceerd.
De niet-bindende verslaggevingsrichtsnoeren inzake klimaatinformatie sluiten aan bij de in 2017 door de Task Force on Climate-related Financial Disclosures (TCFD) opgestelde aanbevelingen. De Europese beursgenoteerde ondernemingen hoeven niet alle in de niet-bindende richtsnoeren gevraagde informatie en indicatoren te publiceren, maar zij moeten zelf beoordelen welke informatie en indicatoren materieel, relevant en nuttig zijn. De Europese Commissie moedigt de ondernemingen daarbij aan om de klimaatinformatie zoveel mogelijk te integreren in andere financiële en niet-financiële informatie in hun (jaar)verslagen en dus niet in additionele verslagen. Ook worden de ondernemingen opgeroepen om niet alleen over klimaatrisico’s voor hun bedrijfsactiviteiten en hun verdienmodel te rapporteren, maar uitdrukkelijk ook over de eventuele klimaatkansen.
Bron: Nieuwsbrief juni Eumedion