Van de 20 grootste ondernemingen in de Nederlandse agrosector brengt nog maar een klein deel een periodiek duurzaamheidsverslag uit. Zo’n verslag geeft een overzicht van de duurzaamheid van de bedrijfsactiviteiten in zowel economisch, ecologisch als sociaal opzicht. Een groter aantal ondernemingen beperkt zijn informatie tot enkele aspecten van duurzaamheid, bijvoorbeeld in een milieuverslag, een sociaal verslag of het financiële jaarverslag. Dit blijkt uit een onderzoek van het LEI, onderdeel van Wageningen UR.
De duurzaamheidsverslagen gaan vaker over het beleid dan over de praktische uitvoering en resultaten, zo blijkt uit het onderzoek. Milieuaspecten zoals uitstoot schadelijke stoffen, afvalwater, energie en waterverbruik krijgen bij de rapportage relatief veel aandacht; datzelfde geldt voor arbeidsomstandigheden en voor de veiligheid van de consument.
Binnen de onderzochte groep van twintig grote ondernemingen tekent zich een kopgroep af van vier, die wat betreft de verslaggeving over duurzaamheid vooroplopen: Nutreco, AVEBE, Campina en Unilever. Naast een grote middengroep zijn er ook enkele bedrijven die op geen enkele wijze inhoud geven aan duurzaamheidsverlaggeving (zij hebben een nulscore) of waarvan de rapportage naar omvang en inhoud uiterst summier is.
De rapportages van de ondernemingen over de jaren 2001 en 2002 zijn in het onderzoek beoordeeld aan de hand van de zogenaamde GRI-richtlijnen (Global Reporting Initiative), de wereldwijd meest gebruikte standaard voor duurzaamheidsverslaggeving. Omdat die standaard geen rekening houdt met specifieke punten voor de agrosector, zijn een aantal van deze sectorspecifieke punten aanvullend in het onderzoek meegenomen. De score van een bedrijf wordt bepaald door het aantal onderwerpen waarover het verslag doet, de hoeveelheid informatie die per onderwerp wordt verstrekt en de aard van de informatie. De score heeft dus alleen betrekking op de verslaggeving, en niet op het feitelijk gedrag van de onderneming.